Druiven

Druiven

 

Beschrijving

De druif is een van de oudste cultuurgewassen op aarde en is nu nog de meest geteelde fruitsoort ter wereld. De druif, zo is algemeen aangenomen, stamt uit het oude Perzië. In Mesopotamië (het huidige Iran en Irak) zijn bij archeologische opgravingen kruiken van 5000 jaar voor Christus aangetroffen met sporen van wijn. Druiven werden er verbouwd in het vruchtbare Tweestromenland van de Tigris en de Eufraat. Door handel met naburige landen (Libanon en Palestina) verspreidde de kennis van de wijnbouw zich en bereikte het oude Egypte terecht.

Al vanaf 3000 v. Chr. hebben de Egyptenaren afbeeldingen en wijnsporen nagelaten. Via Egypte en de Fenicische steden bereikte de druif 2000 jaar v Chr. het oude Europa. Grieken en vooral Romeinen waren de eersten om op een grootschaliger manier wijn te verbouwen. Ze kenden al bijzonder goede bewaarmethoden. Op Kreta zijn amforen en een wijnpers gevonden die dateren van 1500 jaar voor onze jaartelling. Omdat een amfora te poreus was om wijn in te bewaren werd er hars aan de wijn toegevoegd, die de houdbaarheid van wijn verbeterde. Griekse wijnbouwers zijn hars aan hun wijnen blijven toevoegen; de retsina was de meest bekende Griekse wijn en wordt nog altijd gemaakt.

 

De Romeinen hebben grote invloed gehad op de verspreiding van de wijnbouw in Europa. Overal waar ze kwamen, brachten ze hun wijnstokken mee. Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk werden de meeste wijngaarden vernietigd door Germanen en Moren. Het christendom heeft tot halverwege de 19e eeuw veel bijgedragen aan de ontwikkeling en verspreiding van de druiventeelt. Christenen gebruikten de wijn voor het belijden van hun geloof in de kerken. Elk klooster had een eigen wijngaard om miswijn te maken.

In ons land kreeg het Westland in 1647 een eigen pastoor, Franciscus Verburch, ook wel de ‘druivenpastoor’ genoemd, omdat hij volgens overlevering de druiventeelt in het Westland zou hebben geintroduceerd. Hier is echter nooit enig bewijs voor gevonden. Sterker nog, er schijnt wel enig bewijs te zijn, dat druiven al eerder in dit gebied werden gekweekt. Eind 16e en begin 17e eeuw bouwden rijke burgers buitenplaatsen om de drukte van de stad te ontvluchten. De buitenplaatsen zijn mogelijk een eerste aanzet geweest tot de ontwikkeling van de tuinbouw in het Westland.

Vrijwel alle buitenplaatsen beschikten over tuinen, waar naast siergewassen ook groenten en fruit werden gekweekt. Het Westland had belangrijke concurrentievoordelen, zoals ligging aan zee, goede vaarverbindingen met de omliggende steden, een goed tuinbouwklimaat, zachte winters en matige zomers en meer zonne-uren per jaar dan in het binnenland. Door het klimaatvoordeel konden de Westlandse tuinders hun oogst eerder op de markt brengen dan tuinders in het binnenland. Het aanbod was dan nog niet groot en dus waren de prijzen voor de tuinbouwproducten hoger. Vanwege dit financiële voordeel probeerden de Westlandse tuinders de oogst steeds verder te vervroegen. Dat deed men door het gebruik van glas, het bouwen van kassen (of ‘serres’ zoals de benaming in België nog steeds luidt) en later ook door het verwarmen van de kassen. Zo ontstond vanaf het eind van de 19e eeuw de ‘Glazen Stad’. Van 1850 tot 1940 was de Westlandse druif (de benaming van kasdruiven van verschillende rassen) het belangrijkste product dat in de Westlandse kassen werd gekweekt.

De Westlandse druif was ook een succesvol exportproduct. Men name in Engeland vond deze druif gretig aftrek. De hoogste productie werd in 1936 bereikt, namelijk 22.000.000 kilo!

 

In België deed zich een soortgelijke ontwikkeling voor. Tuinman Felix Sohie bouwde in 1865 voor eigen rekening zijn eerste druivenserre op de Berg te Hoeilaart. In 1878 werd zijn voorbeeld nagevolgd te Overijse door de drie broers Danhieux, Philip, Henri en Victor. De serrebedrijven breidden zich geleidelijk uit en de rijke oogst spoorde anderen aan in hun voetsporen te volgen. Zo blonken weldra honderden en later duizenden serres, de “glazen dorpen” aan de “boorden van de IJse”. De productie kent pieken en dalen. Op 1 juli (!) 1891 moest de druiventeelt afrekenen met een vernielende hagelbui. Niet minder dan “16 treinwagons ruiten waren nodig om de wonden te dichten”.

Het grootste deel van de druiven werd in Brussel verkocht, maar enkele grote druivenkwekers voeren ook uit naar Engeland, Duitsland en zelfs Amerika en Rusland. In 1900 kost  1 kg druiven 3 francs per kg, het dagloon van een mijnwerker! Na de eerste Wereldoorlog schiet de export van de Belgische druif de hoogte in, de vrolijke twintiger jaren tegemoet, waarin vooral Amerika tot een interessant afzetgebied uitgroeit. In die periode worden Overijse en Hoeilaart dankzij de druiventeelt de rijkste gemeenten van België. De economische crisis van de jaren dertig leidt tot een daling van de verkopen. Toch kan men verder gaan met het bouwen van serres, dankzij de vroegere goede verdiensten. De tafeldruif overleeft voor de tweede maal het oorlogsgeweld, maar voor de ‘serristen’ wordt het langzaam wel duidelijk dat hoogtijdagen voorgoed voorbij zijn.

Het verval van de druiventeelt na de tweede wereldoorlog in Nederland en België kent dezelfde oorzaken. Stijgende energiekosten, maar ook het ontstaan van de EEG, steeds grotere concurrentie van Zuid Europese landen door verbeterde transportmogelijkheden en lagere productiekosten daar. In Nederland probeerde men met promotionele activiteiten, zoals druivenfeesten en missverkiezingen het tij te keren. Het eerste druivenfeest vond plaats in 1953 in Naaldwijk, het laatste al in 1969. Toch komen er langzamerhand weer mensen in Nederland en België die met wijngaarden beginnen. In Nederland werd in mei 1999 de stichting ”de Westlandse druif” opgericht. Deze stichting probeert met succes de cultuurhistorische, waardevolle, druiventeelt te behouden.

 

Druiven krenten

Krenten is niets meer of minder dan het uitdunnen van je druiventrossen. En dat doe je nogal rigoureus: er mag maar een derde deel overblijven van je tros. Dit doe je door de kleinste druifjes eruit te knippen met een klein schaartje met afgeronde punten (om de druiven niet te beschadigen). Doe dit zodat de druiven die overblijven elkaar niet helemaal raken. Door het krenten van de druiven, worden de overgebleven druiven groter en zullen ze de open ruimte weer opvullen.
Helaas is het krenten van druiven een zeer intensief werkje. Je doet dit namelijk niet maar één keer, maar je zult je trossen wekelijks bij langs moeten voor het beste resultaat. Je begint ermee als je druiven zo groot zijn als kleine knikkertjes.
Als je heel veel trossen aan een struik hebt kun je het beste van alle dubbele trossen aan een struik de minste van de twee verwijderen.  Samen met het krenten moet dat dit jaar voor een betere kwaliteit zorgen.
Trouwens nog een tip: als je druiven eenmaal blauw zijn, mag je ze niet meer aanraken met je handen. Er zit namelijk een beschermend waslaagje om de druiven dat je dan beschadigt. Bovendien zien de druiven er intact ook een stuk mooier uit!

Snoeien

Het snoeien van druiven heeft twee doelen:

  • het vormen van een gestel (vooral de eerste jaren)
  • de vorming van nieuwe scheuten in het voorjaar

Voordat de struik drie tot vier jaar is, hoeft u eigenlijk nog niet te snoeien. Zoek op die leeftijd een aantal mooie, lange takken. Bij voorkeur takken met veel zijtakken. Die zet u vast langs een pergola, aan een muur of waar u de druif ook langs wilt laten groeien. Het is belangrijk dat die takken veel licht en warmte kunnen krijgen, dus echt het liefst tegen een warme, zuidelijk gelegen muur. De takken die u niet heeft vastgezet, snoeit u helemaal weg. De vastgezette takken zullen het gestel vormen van de druif. Daarom noemen we ze gesteltakken (of hoofdranken). Knip hierna alle zijtakken van de gesteltakken op circa tien centimeter af. We raden u aan dit ieder jaar bij de wintersnoei te herhalen. De gesteltakken blijven zo jarenlang druiventrossen produceren. Het wordt wel aanbevolen om, als de druif ouder wordt, van tijd tot tijd een jonge tak aan te binden. Daar maakt u dan een nieuwe gesteltak van. U kunt dan ook een oude gesteltak wegsnoeien. Zo wordt de druif zo nu en dan verjongd. Bij het vormen van een gesteltak snoeit u het eerste jaar alle trossen van de tak weg. Ook als we een gesteltak langer willen laten groeien, snoeien we bij het nieuwe stuk eerst nog alle trossen weg. Een druif moet u meerdere keren per jaar snoeien.

Wintersnoei

Zodra de rustperiode van de druivelaar aanvangt, kunt u starten met de onderhoudssnoei. Wintersnoei, een andere benaming hiervoor, is niet alleen essentieel voor het vormgeven (vormsnoei). We snoeien namelijk ook ten bate van een weelderige oogst (vruchthoutsnoei). We maken onderscheid tussen druiven die in een kas/serre staan en deze die buiten groeien. Als uw druivenplant buiten staat, kunt u beter nog een maandje wachten met snoeien. Zolang de plant nog blad heeft, is snoeien af te raden. Grote kans dat de druif dan gaat ‘bloeden’. En een te vroege snoei geeft een voortijdig uitlopen van de knoppen. Een behoorlijke nachtvorst kunnen daarbij fataal zijn voor de jonge scheuten! Voor de wintersnoei van druiven zijn november en december zijn de beste maanden. Bij strenge vorst mag niet worden gesnoeid. In het vroege voorjaar komt de sapstroom van de druif weer op gang en zal de ‘struik’ gaan ‘bloeden’ bij het snoeien. Een druif zal daar slechts zelden nadeel van ondervinden en kan daarom, als u het in november/december vergeten bent, zelfs tot in maart worden gesnoeid.

Voorjaarssnoei

In april barsten de knoppen van de druif in één keer open. Niet alle knoppen mogen uitlopen tot takken: dan wordt de plant een wirwar en groeit hij niet in de gewenste vorm. Snoei gerust alle slappe en dunne scheuten weg, zodat de krachtigste nieuwe scheut overblijft – dat mag er maar één zijn. Aan die scheut ontstaan de bloemen en later de druiventros.

Zomersnoei van druiven

Natuurlijk wilt u dat uw druiven op hun best rijpen en niet worden besmet met een schimmelziekte (witziekte). Daar hebt u zelf ook invloed op! Door de druivelaar een zomersnoei te geven, houdt u deze compact, verbetert u de lichtinval en geeft u de trossen de ruimte om zich optimaal te ontwikkelen. Een kleine inspanning in de heerlijke buitenlucht, die wordt beloond met grote sappige druiven!

Snoeiwijze

Ranken in ontwikkeling snoeit u in op twee bladeren voorbij de tros. Een rank kan meerder trossen dragen. Ten behoeve van mooie, grote druiven behoudt u liever één tros per rank. De tros die het dichtst bij de geseltak hangt, laat u dan met rust. Ranken zonder trossen kunt u tot veertig centimeter insnoeien.

Nu ontstaan er uit de okselscheuten van de twee bovenste bladeren nieuwe scheuten. Snoei deze vervolgens op één blad in. Behalve een verlenging van een nog jonge geseltak. Die niet! Dit proces herhaalt zich. Er zullen opnieuw nieuwe scheuten uit de oksels van de twee bladeren komen. Steeds kort u deze weer in tot op het eerste blad. Haal wat (niet teveel!) blad rond de trossen weg, om ze meer zon te geven. In Noordelijkere gebieden is namelijk meer blad nodig om de druif goed rijp te laten worden.

Om de groei en bloei onder controle te houden, past u om de week á veertien dagen een zomersnoei toe. U zult zien dat u het resultaat in uw oogst zult bemerken!
Bij de vormsnoei van druiven zien we meerdere mogelijkheden. De twee meest populaire zijn de Stiftsnoei en de Guyotsnoei. De laatstgenoemde is tevens de meest toegepaste manier van leiden.

  • Stiftsnoei van druiven: Bij de Stiftsnoei gaan we er vanuit dat er al ‘leggers’ zijn. Op deze houtachtige, bruine leggers groeien jonge scheuten die vrucht hebben gedragen. Tijdens de wintersnoei kiezen we die scheuten (de dikste en de sterkste) die worden aangehouden voor het volgende jaar. De overige takken worden weggesnoeid. Zorg wel voor een voldoende, onderlinge afstand tussen de overblijvende scheuten (stengels). Deze moeten worden ingekort, zodat er twee tot drie ogen op het overblijvende gedeelte van de stengel staan.
  • Guyotsnoei: Bij de Guyotsnoei behoudt u in de winter 1 á 2 eenjarige takken. De andere takken worden radicaal weggeknipt. De 1 of 2 overgebleven takken worden ingenomen tot een lengte van ongeveer tachtig tot honderd centimeter en horizontaal aangebonden. Deze lengte bepaalt hoeveel uitlopende scheuten er in het voorjaar zullen verschijnen. En daarmee dus ook de opbrengst! Deze manier van snoeien is vooral bedoeld voor minder vruchtbare rassen. Ook voor rassen die slappe stengels maken, bent u hierop aangewezen. Let erop dat de takken die u wilt behouden zo dicht mogelijk bij de stam zitten. Door het aanbinden van de nieuwe legger, ontstaat het zogenaamde snoer. Deze kan bestaan uit een enkel of dubbel snoer, met daarnaast één of twee etages.

Mijn ervaring

In 2014 heb ik meteen een druif (blauwe van boskoop) aangeschaft. Waarom deze? Nu, de meeste druivensoorten moet je krenten en ik had werkelijk geen idee hoe ik dat zou moeten doen. Ik heb de plant een mooi plekje in de kas gegeven zodat deze de ruimte had om te groeien.  Na enkele weken werd ik door een medetuinder verrast met een stekje van de Frankenthaler. Deze moet je echter wel krenten en mijn collegatuinder heeft me daar het eerste jaar dan ook mee geholpen. En ja het is niet moeilijk maar het is wel een tijdrovend werkje. Maar het resultaat is tot op heden dat de opbrengst van (beide) struiken per jaar groeit en in 2016 was de opbrengst zo hoog dat wij het zelf niet meer opkonden (en ons gezin bestaat uit 4 volwassenen).

Recepten